Huize Levensruimte

Verblijf in een leefgroep

Verblijf in een leefgroep is een werkvorm binnen Huize Levensruimte waarbij telkens 6 tot 12 kinderen en jongeren (deels) in een leefgroep op de campus begeleid worden. Het dagelijks samenleven van de jongeren en begeleiders en het volbrengen van de gewone ontwikkelingstaken staan in grote mate centraal.

De leefgroep zorgt voor de nodige rust en stabiliteit in het dagelijks leven van de jongere. Op die manier is de leefgroep een belangrijke plaats waar het herstel van het gewone leven start en samen de dagelijkse dingen van het leven doorlopen worden.

Er wordt voorzien in de basisbehoeften van de jongeren met aandacht voor een gezonde voeding, voldoende rust, persoonlijke hygiëne, medische zorg, veiligheid, aandacht en affectie.

De leefgroep is huiselijk en ontwikkelingsbevorderend ingericht, gelegen in een landelijke omgeving. In de leefgroep wordt een huiselijke leefsfeer (warme, luisterende en ondersteunende houding vanuit de begeleiding) en leefritme (regelmaat, voorspelbaarheid, duidelijkheid) gecreëerd. Er is voldoende spelmateriaal, experimenteerruimte, veiligheid en uitdaging. Elke jongere beschikt over een eigen kamer.

Een leefgroep staat permanent onder het ondersteunend en participerend toezicht van een personeelslid dat continu beschikbaar is om, afhankelijk van de noden, begeleidend en verzorgend op te treden.

Er is enerzijds de groepsbenadering: begeleiding van de groepsdynamische processen, het groepsklimaat en de groepsmomenten (bijv. gezamenlijke maaltijden, groepsgesprekken, feesten,...). De groep wordt gebruikt als medium om de jongere/het kind te begeleiden (in zijn socialisatieproces).

Anderzijds worden het pedagogisch aanbod en de pedagogische aanpak zoveel mogelijk geïndividualiseerd. Er is ruimte voor de eigen beleving, de eigen inbreng van de jongeren, experimenteerruimte.

Binnen onze opvoedende relatie leggen wij volgende klemtonen:

  • betrokkenheid: interesse voor de jongere, ondersteunen, stimuleren, motiveren, luisteren, samen doen,...;
  • positieve bekrachtiging: aanmoedigen en belonen van sociaal gewenst gedrag;
  • probleemoplossende vaardigheden: samen met de jongere problemen aflijnen, overleggen en uiteindelijk beslissen en evalueren.
  • discipline en sturing: hanteren van regels en grenzen, markeren van sociaal ongewenst gedrag. De sturing is omgekeerd evenredig aan de mate van zelfstandigheid. Naarmate de zelfstandigheid stijgt wordt er meer gebruik gemaakt van onderhandelen, adviseren, voor- en nadelen afwegen, samen denken,...
  • monitoring: overzicht houden van wat de jongere waar, met wie en wanneer doet.